Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB3271

Datum uitspraak2007-08-28
Datum gepubliceerd2007-09-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers188057 \ CV EXPL 06-6466
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Aandelenlease. RendementsVliegwielOvereenkomst. Deze overeenkomst kan als een huurkoopovereenkomst worden beschouwd. Voor het aangaan van een dergelijke overeenkomst is schriftelijke toestemming van de andere echtgenoot vereist. In het onderhavige geval ontbreekt die toestemming, zodat de overeenkomst vernietigbaar is. Echtgenoot roept met succes vernietigbaarheid van de overeenkomst in. Geen sprake van verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging van de overeenkomst. Kantonrechter is kritisch over de wijze van procederen van de raadsman van de eisende partij.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Leeuwarden zaak-/rolnummer: 188057 CV EXPL 06-646 vonnis van de kantonrechter d.d. 28 augustus 2007 inzake [a], hierna te noemen: [a], en [b], hierna te noemen: [b], echtelieden, beiden wonende te [woonplaats], eisers, gemachtigde: aanvankelijk mr. M.E. Bosman, thans mr. B. Parmentier, tegen de besloten vennootschap Aegon Financiële Diensten B.V., hierna te noemen: Aegon, gevestigd te Leeuwarden gedaagde, gemachtigden: mr. B.W.G. van der Velden en mr. H.J. van der Baan. Procesverloop Bij (tussen)vonnis van 4 juli 2006, welk vonnis betrekking had op 155 zaken die in één dagvaarding tegen Aegon aanhangig waren gemaakt, heeft de kantonrechter Aegon toegestaan de daar genoemde tussenpersonen in vrijwaring op te roepen. De hoofdzaak is verwezen naar de rolzitting van 29 augustus 2006 voor conclusie van antwoord. Aegon heeft bij antwoord de vordering betwist. Na repliek en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt. Door [a] en [b] en door Aegon zijn producties in het geding gebracht. Motivering De feiten 1. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast. 1.1. [a] heeft een aanvraagformulier ingevuld en aan Aegon toegezonden. Hierna heeft [a] van Aegon een overeenkomst voor het Rendements Vliegwiel ontvangen. De overeenkomst is na ondertekening aan Aegon geretourneerd. Hierdoor is op of rond 11 oktober 2000 een overeenkomst tot stand gekomen tussen Aegon en [a] ten behoeve van het product Rendements Vliegwiel met contractnummer 44002691(hierna te noemen de overeenkomst). 1.2. De totaal overeengekomen leasesom bedroeg € 15.723,34, welke terugbetaald diende te worden in 120 maandelijkse termijnen van € 67,78, terwijl het restant van de leasesom ten bedrage van f. 16.625,59 bij afloop van de overeenkomst diende te worden voldaan. Dit restant kon worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen. 1.3. De overeenkomst zou expireren op 10 oktober 2010, maar is door [a] tussentijds beëindigd per 15 februari 2005. De restschuld bedroeg op dat moment € 2.550,04. 1.4. [b] heeft bij brieven van 17 februari 2005 en 22 april 2005 de nietigheid c.q. vernietigbaarheid van de overeenkomst ingeroepen wegens het onbreken van zijn toestemming. De gemachtigde van [a] heeft - via Beursklacht BV - bij brief van 22 juli 2005 de nietigheid c.q. vernietigbaarheid van de overeenkomst ingeroepen en Aegon aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. 1.5. [a] heeft een bedrag ad € 625,84 aan dividend ontvangen. De standpunten 2. De standpunten van partijen zullen hierna, voor zover van belang, kort worden weergegeven. Voor de uitvoerige standpunten van partijen verwijst de kantonrechter naar de processtukken. De beoordeling 3. Alvorens over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil, merkt de kantonrechter het volgende op. Een algemeen beginsel van het hier geldende procesrecht is dat partijen juridische standpunten innemen die worden gedragen door concrete feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden dienen partijen zelf naar voren te brengen; het is een rechter niet toegestaan zelfstandig feiten te verzamelen naast hetgeen door partijen is aangedragen. De gedachte hierachter is dat niemand veroordeeld mag worden enkel op basis van loze verwijten. Waar concrete feiten ontbreken, en louter lege stellingen overblijven, kan en mag een rechter in het algemeen niet tot een veroordeling komen. In de onderhavige zaak, die onderdeel uitmaakt van een groter geheel, heeft de raadsman voor een eigen tactiek gekozen. Hij heeft een veelheid aan juridische standpunten ingenomen die niet altijd door feiten zijn gestaafd en bij weerlegging door Aegon niet nader worden onderbouwd. Waar een raadsman er voor kiest de onderbouwing achterwege te laten en geen concrete reactie te geven op een gemotiveerd verweer, loopt hij een reëel risico op afwijzing van of niet-ontvankelijkheid in zijn vorderingen. beroep op artikel 1: 88 BW 4.1. Het meest verstrekkend is het beroep op het ontbreken van de toestemming van de echtgenoot van [a] als bedoeld in artikel 1: 88 BW. Beantwoording van die vraag is mede afhankelijk van de vraag of het Rendements Vliegwiel is aan te merken als een huurkoopovereenkomst. 4.2. Anders dan Aegon betoogt, voldoet de overeenkomst aan de essentialia van de huurkoopovereenkomst, althans heeft de overeenkomst dezelfde strekking. Aegon heeft zich verbonden de aandelen in eigendom over te dragen onder de opschortende voorwaarde van algehele betaling van de prijs. Dit blijkt met name uit artikel 6 van de overeenkomst: "Zodra cliënt al datgene aan Aegon heeft betaald wat hij haar krachtens deze Vliegwielovereenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Rendements Vliegwiel verschuldigd is of zal worden, wordt cliënt van rechtswege eigenaar van de aandelen.". Aegon heeft zich verder verbonden de aandelen aan de klant te leveren. Onder aflevering dient, zoals blijkt uit artikel 7A:1576l lid 1 BW, te worden verstaan: verschaffing van de macht over het vermogensrecht. Dit betekent voor aandelen als de onderhavige: verschaffing van het genot daarvan, zoals is bepaald in artikel 7A:1576m lid 1 BW. Dat Aegon zich heeft verbonden aan de cliënt het genot van de aandelen te verschaffen, blijkt uit artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden, dat bepaalt dat alle baten en waardeveranderingen van de aandelen aan cliënt toekomen en dat Aegon de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling aan cliënt zal doen toekomen. Een en ander stemt overeen met het bepaalde in artikel 7A:1576n leden 1 en 2 BW. Niet gebleken is dat Aegon tot de onvoorwaardelijke eigendomsoverdracht op enigerlei wijze het genot van de aandelen heeft behouden. Het feit dat de aandelen niet geregistreerd staan op naam van [a] maar op naam van Aegon, doet naar het oordeel van de kantonrechter aan aard en de strekking van de overeenkomst niet af. Het tijdstip van aflevering is, naar moet worden aangenomen, het tijdstip van de hiervoor bedoelde eigendomsoverdracht onder opschortende voorwaarde. [a] ten slotte heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan (nog) twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan haar zijn afgeleverd. Dit blijkt uit artikel 3 van de overeenkomst. Anders dan Aegon meent dienen ook de rentebetalingen te worden aangemerkt als termijnen van de koopprijs als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die [a] de cliënt is aangegaan om de aandelen te kunnen kopen, en daarmee, althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de aandelen. 4.3. Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige effectenlease-overeenkomst van toepassing? Het geschil tussen partijen draait hier om de betekenis van het begrip zaak in dat artikel en de reikwijdte van artikel 7A:1576 lid 5 BW, zulks mede in het licht van de veranderde betekenis van het begrip zaak (stoffelijk object) na de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in 1992 (daarvoor mede omvattende de vermogensrechten). Ter beantwoording van deze vraag dient geen doorslaggevende betekenis te worden gehecht aan de letterlijke tekst van artikel 1:88 BW, waarin het woord vermogensrechten niet voorkomt. In de wetsgeschiedenis is immers niet uitdrukkelijk gebleken dat de wetgever heeft beoogd de koop op afbetaling van vermogensrechten van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 lid 1 onder d BW uit te zonderen. De huidige tekst van het artikel, waarin het begrip zaak strikt genomen een beperktere betekenis heeft dan in artikel 7A: 1576 lid 5 BW, is tot stand gekomen in het kader van de aanpassing van Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de parlementaire geschiedenis op artikel 7A:1576 BW blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging van de wettelijke regeling van de koop op afbetaling, die vóór de invoering van het Nieuw BW evenzeer betrekking kon hebben op vermogensrechten, beoogde en dat de minister in het kader van de behandeling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds nog van kracht zijnde tekst van artikel 1576oud BW, waarin de term "zaak" ook vermogensrechten omvatte. In de gedachtegang van Aegon zou derhalve stilzwijgend een beperking van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW in het wettelijke systeem zijn ingeslopen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke materiële wijziging gelet op de beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste zonder uitdrukkelijke motivering in de wet zou zijn vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden aangenomen dat het geldende artikel 1:88 lid 1 sub d BW verwijst naar de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neergelegd in artikel 7A:1576 BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 5 BW. Dientengevolge moet ervan worden uitgegaan dat indien een gehuwde persoon dan wel een partner in een geregistreerd partnerschap een effectenlease-overeenkomst afsluit, hij/zij daarvoor de toestemming van de andere echtgenoot of geregistreerd partner nodig heeft, indien deze overeenkomst voldoet aan de criteria van een overeenkomst van koop op afbetaling, volgens de kenmerken omschreven in artikel 7A:1576 BW. 4.4. In het onderhavige geval draait het om de toestemming van de echtgenoot. De kantonrechter overweegt dat artikel 1: 88 lid 3 BW vergt dat de toestemming schriftelijk had moeten zijn gegeven. In casu is er sprake van een huurkoopovereenkomst die ingevolge artikel 7A: 1576i lid 1 BW bij akte moet worden aangegaan. Nu de wet voor huurkoop een vorm voorschrijft, dient ingevolge artikel 1: 88 lid 3 BW de toestemming van de echtgenoot schriftelijk te worden verleend. Deze schriftelijke toestemming ontbreekt. Het ontbreken van die toestemming - die ingevolge het bepaalde in artikel 1: 88 lid 3 BW schriftelijk had moeten worden gegeven - maakt de overeenkomst op grond van artikel 1: 89 BW vernietigbaar. beroep op verjaring 5.1. De verjaring waar het hier om gaat is geregeld in artikel 3: 52 lid 1 sub d BW. Dit artikellid bepaalt dat rechtsvorderingen tot vernietiging van een rechtshandeling verjaren drie jaren nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan. Noch in deze bepaling zelf, noch in de bijbehorende parlementaire geschiedenis is aanknoping te vinden voor de opvatting van Aegon dat in het onderhavige geval de verjaringstermijn begint te lopen op het moment van het aangaan van de overeenkomst. Blijkens de parlementaire geschiedenis is de hoofdgedachte dat de verjaring niet behoort te kunnen gaan lopen voordat degene die tot vernietiging bevoegd is, werkelijk over deze bevoegdheid beschikt. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent dit in het onderhavige geval dat de verjaringstermijn is gaan lopen op het moment dat [b] wist of kon weten dat er door zijn echtgenoot een vernietigbare rechtshandeling was verricht. Aegon heeft gesteld dat [b] eerder van de overeenkomst heeft geweten dan 2005. Aegon heeft echter niet concreet aangegeven waaruit zulks zou blijken. Uit hetgeen Aegon heeft aangevoerd blijkt dat er slechts sprake is van vermoedens gebaseerd op hetgeen Aegon heeft betiteld als de normale gezinssituatie, waarin dergelijke beslissingen in gezamenlijk overleg worden genomen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Aegon hiermee haar stelling dat de verjaring reeds eerder is aangevangen, onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Aan bewijslevering wordt derhalve niet toe gekomen. Waar Aegon zich baseert op de normale gezinssituatie, gaat Aegon volledig voorbij aan de ratio van de artikelen 1: 88 en 1: 89 BW, die nu juist de onwetende echtgeno(o)t(e) bedoelt te beschermen tegen rechtshandelingen die de levenspartner zonder de vereiste toestemming is aangegaan. 5.2. De stelling van Aegon dat de verjaring van de vordering tot vernietiging van de overeenkomst niet rechtsgeldig is gestuit zal daarbij als ongegrond worden verworpen. Een vernietigbare rechtshandeling wordt vernietigd hetzij door een buitengerechtelijke verklaring, hetzij door een rechterlijke uitspraak. In het onderhavige geval heeft de vernietiging plaatsgevonden door een buitengerechtelijke verklaring. Daarmee is de overeenkomst vernietigd. Een rechtsvordering tot vernietiging is dan niet meer nodig. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de aandelenleaseovereenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd zal worden toegewezen. artikel 6: 278 BW 6. Het beroep van Aegon op toepassing van artikel 6:278 BW wordt verworpen. Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in dat artikel, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven. Dat [b] pas een beroep op vernietiging heeft gedaan nadat de koersverliezen waren opgetreden, doet daar niet aan af, nu die koersverliezen nu juist behoren tot het soort omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een beroep op de door de wetgever beoogde bescherming. rechtsgevolgen 7.1. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat de in het geding zijnde overeenkomst, door het inroepen van de vernietigbaarheid daarvan door [b] bij brief van 17 februari 2005, is vernietigd. Aangezien de vernietiging terugwerkt tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht, heeft dit voor de onderhavige procedure tot gevolg dat de onder B.1. gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen evenals de vordering tot terugbetaling van de door [a] betaalde bedragen. [a] heeft weliswaar bij dagvaarding gesteld dat het gaat om een bedrag van € 8.133,56, doch zij heeft dit - ondanks de betwisting van de juistheid van dit bedrag door Aegon - niet nader onderbouwd. Overigens acht de kantonrechter ook niet aannemelijk dat [a] voormeld bedrag heeft voldaan. Dit bedrag ad € 8.133,56 zou namelijk pas voldaan zijn na het verstrijken van de looptijd (in 2010). De kantonrechter zal derhalve, zoals in het petitum ook gevorderd, Aegon veroordelen tot terugbetaling van hetgeen [a] op basis van de overeenkomst aan Aegon heeft voldaan. Hierop dient in mindering te strekken het door Aegon aan [a] uitgekeerde dividend, nu dit ten gevolge van de vernietiging van de overeenkomst eveneens onverschuldigd is betaald. 7.2. Ten aanzien van de door [a] gevorderde wettelijke rente vanaf de contractuele vervaldata, overweegt de kantonrechter als volgt. Op basis van de overeenkomst heeft [a] tot het beëindigen van de overeenkomst de maandelijks een bedrag van € 67,78 voldaan. Door de vernietiging is de rechtsgrond aan de betaling ontvallen, waardoor er sprake is van onverschuldigde betaling. De verbintenis uit onverschuldigde betaling ontstaat op het moment waarop de onverschuldigde betaling is verricht. De stelling van Aegon dat zij eerst in verzuim dient te zijn is op zich juist, doch Aegon gaat daarbij - ten onrechte - voorbij aan de brief van 22 april 2005. Reeds toen is Aegon in gebreke gesteld en gesommeerd tot terugbetaling binnen veertien dagen na dagtekening van die brief. In het onderhavige geval betekent dit dat Aegon vanaf 6 mei 2005 wettelijke rente verschuldigd is. 7.3. [a] heeft daarnaast vergoeding gevorderd van de gevolgschade die voortvloeit uit de overeenkomst, alsmede, indien van toepassing, de kosten die voortvloeien uit de financiering van de vooruitbetaling van de inleg vermeerderd met de wettelijke rente. Het bestaan van eventuele gevolgschade is echter volstrekt niet onderbouwd, zodat de vordering tot betaling hiervan, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zal worden afgewezen. overleggen bescheiden aankoop effecten 8. [a] heeft voorts gevorderd Aegon te gelasten om de gegevens omtrent de aan- en verkoopkoersen en data van onderliggende effecten over te leggen, omdat zij op grond van geruchten vreest dat de effecten niet zijn aangekocht. [a] heeft die stelling evenwel niet nader met feiten of omstandigheden onderbouwd, zodat de kantonrechter die stelling als onvoldoende gegrond zal passeren. Hetgeen [a] heeft aangevoerd met betrekking tot het AFM-rapport heeft betrekking op de procedure tot verbindendverklaring van de Duisenbergregeling en kan in deze derhalve geen rol spelen. Overigens heeft [a], gezien de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst, ook geen enkel belang (meer) bij deze vordering. De hierop gebaseerde vorderingen van [a] zullen dan ook als ongegrond worden afgewezen. BKR 9. De vordering van [a] om Aegon te gebieden om aan de stichting BKR te Tiel te melden dat geen betalingsachterstanden bestaan en/of dat de inschrijving en achterstandscodering ten onrechte is geschied, zal als ongegrond worden afgewezen, nu Aegon onweersproken heeft gesteld dat de overeenkomsten niet door Aegon bij het BKR zijn aangemeld. proceskosten 10.1. Aegon zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de proceskosten. Ten aanzien van de begroting daarvan, overweegt de kantonrechter als volgt. 10.2. Op 26 oktober 2005 hebben 155 eisers (vertegenwoordigd door de besloten vennootschap Beursklacht BV) één exploot uitgebracht waarbij zij Aegon hebben gedagvaard om op 8 november 2005 te verschijnen ter terechtzitting van de sector kanton. De explootkosten bedroegen € 85,60. Deze eisers waren (uiteindelijk) gezamenlijk een griffierecht verschuldigd van € 192,--. Dit bedrag is aan de eiser sub 1a, [x], in rekening gebracht. Op grond van het bovenstaande zullen de kosten voor verschotten worden toegekend in de procedure van eiser sub 1a en zullen de verschotten in de onderhavige zaak worden begroot op nihil. 10.3. Voorts ziet de kantonrechter in de wijze waarop geprocedeerd is aanleiding om af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief. De dagvaarding behelst een algemeen deel en een bijzonder gedeelte. Het bijzondere gedeelte bestaat uit een toelichting betreffende de individuele situatie van eisers. De kantonrechter heeft geconstateerd dat ook dit bijzondere gedeelte in overwegende mate bestaat uit een standaard tekst. Nadat de zaak ambtshalve is gesplitst heeft Aegon 155 conclusies van antwoord ingediend, eveneens bestaande uit een algemeen deel (voor iedere eiser identiek) en een deel waarbij wordt ingegaan op de individuele positie van eisers. Van de zijde van eisers is vervolgens volstaan met het indienen van één - weliswaar omvangrijke - conclusie van repliek. Aegon tenslotte heeft in iedere zaak afzonderlijk een conclusie van dupliek genomen. Gelet op het bovenstaande zal het salaris van de gemachtigde naar redelijkheid en billijkheid worden begroot op € 50,-- per punt. Beslissing De kantonrechter: verklaart voor recht dat de tussen Aegon en [a] gesloten overeenkomst ten behoeve van het product Rendements Vliewiel met contractnummer 44002691 buitengerechtelijk is vernietigd; veroordeelt Aegon veroordeelt tot (terug)betaling aan [a] van de door [a] aan Aegon op basis van voormelde overeenkomst betaalde bedragen, te verminderen met het door Aegon aan [a] uitgekeerde dividend ad € 625,84, te vermeerderen met de wettelijke rente over het saldo vanaf 6 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt Aegon in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [a] en [b] begroot op € 100,-- wegens salaris en op nihil wegens verschotten; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2007 in tegenwoordigheid van de griffier. c 41